Als je in het Nederlands iets heel beleefds wil vragen, gebruik je de ‘zou’ vorm. In het Duits gebruik je hiervoor de Konjunktiv.

Naast een beleefde vraag kan je ook een mogelijkheid aangeven met de Konjunktiv.

In dit artikel lees je hoe je de Konjunktiv moet vormen en wat de belangrijke uitzonderingen hierbij zijn.

Wanneer gebruik je de Konjunktiv?

Als je bijvoorbeeld op een terras beleefd een kopje thee wilt bestellen zeg je niet: ‘Ik wil thee,’ maar ‘Ik zou graag een thee willen’. Ook als je vraagt om hulp is het slim dat zo beleefd mogelijk te doen: ‘Zou u mij kunnen helpen?’ Ook kan je met de zou-vorm een mogelijkheid aangeven: ‘Komt hij morgen op bezoek? Dat zou kunnen.’ (Het is mogelijk, maar je weet het (nog) niet).

In al deze gevallen gebruik je in het Duits de Konjunktiv. ‘Zou’ kan je in veel gevallen vertalen met het werkwoord ‘würden’.

Voorbeeld:

Dat zou ik niet weten.

Das würde ich nicht wissen.

Later in het artikel lees je in welke gevallen je niet würden moet gebruiken.

De werkwoordsvormen bij het Konjunktiv

Bij de meeste Duitse werkwoorden gebruik je, net als in het Nederlands, de zou-vorm (würden) en dan het hele werkwoord. “Ik zou kopen” wordt bijvoorbeeld “Ich würde kaufen”, terwijl “Ik zou eten” verandert naar “Ich würde essen.”

Omdat het werkwoord würden zo vaak gebruikt wordt voor de Konjunktiv, is het heel belangrijk de vervoeging goed te kennen.

Ik zou ————- —— ich würde

Jij zou ——————- du würdest

Hij/zij/het zou ——— er/sie/es würde

Wij zouden ————- wir würden

Jullie zouden ———– ihr würdet

Zij zouden / u zou —– sie/Sie würden

Na würden gebruik je dus het hele werkwoord bij de meeste werkwoorden.

Zo werkt de app

• Begin direct

Voorbeelden

Zou je dat wel drinken? Würdest du das schon trinken?

Zouden we al gaan slapen? Würden wir schon schlafen gehen?

Bij de volgende werkwoorden gebruik je echter geen würden maar een aparte vorm van dat werkwoord zelf. Het gaat om de werkwoorden wären (zou zijn), hätten (zou hebben), möchten (zou willen), könnten (zou willen), wüssten (zou weten), müssten (zou moeten).

De uitgangen blijven nog wel gelijk als bij het werkwoord würden, maar je gebruikt würden dus niet in zinnen met deze woorden.

Ik zou zijn ———————————– ich wäre

Jij zou hebben —————————— du hättest

Hij/zij/het zou willen———— ———- er/sie/es möchte

Wij zouden kunnen ———————— wir könnten

Jullie zouden weten ———————— ihr wüsstet

Zij zouden moeten / u zou moeten ——- sie/Sie müssten

Uitzondering

Er bestaat nog een andere vorm van de Konjunktiv. Deze wordt de indirecte rede genoemd, de Konjunktiv I (de Konjunktiv die hierboven is behandeld heet eigenlijk Konjunktiv II). Die hoef je niet te kunnen schrijven, maar het is handig als je deze wel kan herkennen. Deze wordt vooral in de krant of in het nieuws gebruikt om iets te omschrijven wat mogelijk zo is, maar waar men niet zeker van is. Deze vorm moet je wel vertalen met ‘zou’, maar je gebruikt geen würden. De uitgangen van de werkwoorden zijn wel hetzelfde als die hierboven.

Ik zou kopen —————————– ich kaufe

Jij zou kopen —————————- du kaufest

Hij/zij/het zou kopen —————— er/sie/es kaufe

Wij zouden kopen ———————- wir kaufen

Jullie zouden kopen ——————– ihr kaufet

Zij zouden kopen/ u zou kopen ——- sie/Sie kaufen

Sein (zijn) heeft hierbij een volledig onregelmatige vorm

Ik zou zijn —————————— ich sei

Jij zou zijn —————————– du seist

Hij/zij/het zou zijn ——————- er/sie/es sei

Wij zouden zijn ———————– wir seien

Jullie zouden zijn ——————— ihr seiet

Zij zouden zijn / u zou zijn ———- sie/Sie seien

En nu mag jij!

Wil jij nog even oefenen met de Konjunktiv? Vertaal dan onderstaande zinnen naar het Duits. Kijk goed naar de regels en uitzonderingen die we hierboven hebben besproken!

1. Zou je mij kunnen helpen met mijn huiswerk?
2. Zouden we die pizza eten?
3. Ik zou graag een biertje willen.

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Werkwoorden vervoegen in het Duits: hoe doe ik dit goed?

Sein, haben en werden in de verleden tijd: hoe vervoeg je ze?

e/i-Wechsel: hoe vervoeg je sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?