In het Duits lijken de werkwoorden best op het Nederlands.

Kijk alleen al naar sein (zijn) en haben (hebben). Dit zijn voorbeelden van onregelmatige werkwoorden, die je op een andere manier vervoegd dan je misschien gewend bent.

Ook in de verleden tijd lijken ze wel op het Nederlands, maar toch is het handig om een klein overzicht van vaak voorkomende werkwoorden te hebben. Deze kan je hieronder vinden, helemaal door Mr. Chadd voor jou uitgewerkt!

Sein (zijn)

• Ik was → ich war
• Jij was → du warst
• Hij/zij/het/men was → er/sie/es/man war
• Wij waren → wir waren
• Jullie waren → ihr wart
• Zij waren → sie waren
• U was → Sie waren

Een voorbeeld hierbij is ‘Wir waren zu Hause.’ Het voltooid deelwoord hierbij is gewesen . Je krijgt hierbij dan als persoonsvorm gewoon de verleden tijd, zoals bij ‘Du warst gewesen’.

Haben (hebben)

Ik had → ich hatte

Jij had → du hattest

Hij/zij/het/men had → er/sie/es/man hatte

Wij hadden → wir hatten

Jullie hadden → ihr hattet

Zij hadden → sie hatten

U had → Sie hatten

Een voorbeeld hierbij is ‘Ich hatte es gesehen.’ Het voltooid deelwoord hierbij is gehabt . Je krijgt hierbij dan als persoonsvorm gewoon de tegenwoordige tijd, zoals bij ‘Wir hatten gehabt’.

Werden (worden)

Ik werd → ich wurde

Jij werd → du wurdes t

Hij/zij/het/men werd → er/sie/es wurde

Wij werden → wir wurden

Jullie werden → ihr wurdet

Zij werden → sie wurden

U werd → Sie wurden

Een voorbeeld hierbij is ‘Sie wurden doch gerufen!’ Het voltooid deelwoord hierbij is geworden . Je krijgt hierbij dan als persoonsvorm gewoon de tegenwoordige tijd, zoals bij ‘Ihr seid geworden’.

Duitse woordenschat bijspijkeren of toch nog wat extra uitleg? Niet alleen op de app maar ook 1-op-1 staan we voor je klaar met bijles!

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Het werkwoord werden: hoe moet je deze vervoegen?

Werkwoorden vervoegen in het Duits: hoe doe ik dit goed?

e/i-Wechsel: hoe vervoeg je sterke werkwoorden in de tegenwoordige tijd?