Positieve en negatieve getallen
Positieve en negatieve getallen, hoe zit dat ook alweer? Geen zorgen, Mr. Chadd legt het voor je uit!
Positieve getallen zijn alle getallen groter dan 0. Negatieve getallen zijn getallen onder nul. Negatieve getallen kun je herkennen aan de – (min) die ervoor staat.
Een handig geheugensteuntje bij negatieve getallen is het denken aan een thermometer. Zo kan het buiten + 15 graden zijn. Maar het kan buiten ook – 5 graden zijn, dan vriest het. De + van het positieve getal schrijven we eigenlijk nooit op, maar die staat er wel. De – voor het negatieve getal schrijven we wel altijd op.
Optellen & aftrekken met negatieve getallen
Als je een negatief getal ergens bij optelt, moet je het getal ervan aftrekken. Je kan het dus gewoon zien als een aftreksom. Als er een min en een plus (- +) naast elkaar staan, veranderen ze in een min (-). Bijvoorbeeld: 5 + – 3 = 2. Bij deze som kun je weer denken aan de thermometer. Het is buiten 5 graden, het wordt 3 graden kouder, hoeveel graden is het buiten?
Als je een negatief getal ergens van aftrekt moet je het getal er juist bij optellen, dit zou je dus gewoon kunnen zien als een optelsom. Als er twee minnen (- -) naast elkaar staan, veranderen ze in een plus (+). Bijvoorbeeld: 5 – – 3 = 8. Als je twee negatieve getallen optelt, ga je altijd verder de negatieve getallen in, bijvoorbeeld: – 10 + – 10 = – 20 Hierbij kun je weer denken aan de thermometer. Het is – 10 graden buiten, het wordt nog 10 graden kouder, hoeveel graden is het buiten?
Vermenigvuldigen & delen negatieve getallen
Als je één negatief getal gaat vermenigvuldigen wordt het antwoord ook automatisch negatief, bijvoorbeeld: 5 * – 5 = – 25. Als je een negatief getal gaat delen geldt hetzelfde, als er een negatief getal in de deling staat, wordt de uitkomst ook negatief. Bijvoorbeeld: – 25 : 5 = – 5. Als je twee negatieve getallen met elkaar gaat vermenigvuldigen of delen wordt het antwoord automatisch positief, bijvoorbeeld: – 5 * – 5 = 25 en – 25 :- 5 = 5.
Negatieve getallen kwadrateren
Als je negatieve getallen wilt kwadrateren, moet je er haakjes om doen. Dit is voornamelijk belangrijk bij het invoeren op de rekenmachine omdat anders de rekenvolgorde in de war raakt. Vaak is hetin de toets ook belangrijk om de haakjes te laten zien, dus onthoud dit goed! Bijvoorbeeld: (- 2)2 = – 2 * – 2 = 4. Als je geen haakjes om de – 2 doet, kwadrateert de rekenmachine alleen de 2 en plakt hij pas in het antwoord de – voor het getal. De uitkomst klopt in dat geval niet. Bijvoorbeeld: – 2 ^2 = 2 x 2 = 4, en dan zet de rekenmachine daar de min weer voor, dus -4 en dat klopt dus niet.
Oefenen met negatieve getallen? Maak dan de onderstaande opdrachten!
- -15+30=
- -10:-2=
- 4x-5:2=
Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:
Werkt u in het vo of mbo? Plan direct een vrijblijvende demonstratie in!
We laten u graag geheel vrijblijvend zien hoe Mr. Chadd werkt, hoe het kan worden ingezet en wat de meerwaarde is. Dit doen we in een fysieke of online afspraak van zo'n 30 minuten. Let op! Deze demonstratie is alleen bedoeld voor mensen die werkzaam zijn in het vo of mbo, NIET voor leerlingen!
Meer informatie over Mr. Chadd
Laat hieronder uw gegevens achter en we sturen u geheel vrijblijvend meer informatie over Mr. Chadd op!
Werkt u in het vo of mbo? Neem contact op!
Bent u benieuwd naar de voordelen van Mr. Chadd of heeft u andere vragen? Laat uw gegevens achter en wij nemen zo snel mogelijk contact op.