Past simple of present perfect: wanneer gebruik je welke?

De past simple en de present perfect worden allebei gebruikt als verleden tijd.

Wanneer gebruik je precies welke? Mr. Chadd legt het je uit!

past simple of present perfect

Past simple

Je gebruikt de past simple om aan te geven dat iets in het verleden is gebeurd en ook al afgelopen is. Je kunt bijvoorbeeld zeggen: “I went to the stores yesterday.”. Je bent in dat geval gisteren naar de winkel gegaan en die activiteit is ook gisteren afgelopen. In dat geval gebruik je dus de past simple. Als je niet meer weet hoe je de past simple precies moet maken, kijk dan even bij het artikel over de past simple.

Present perfect

Je gebruikt de present perfect ook als iets in het verleden is gebeurd. In dit geval is er echter nog een connectie met het heden. Het kan bijvoorbeeld zijn dat de activiteit nog steeds aan de gang is, of dat je het resultaat nog steeds merkt. Een voorbeeld hiervan is: “I am very happy, because I have passed all my exams.”. In dit geval merk je nu nog de resultaten van de activiteit: je bent immers heel blij doordat je je examens gehaald hebt. Weet je niet meer helemaal hoe je de present perfect ook alweer maakt? Kijk dan even bij dit artikel.

Als je niet zeker weet of je de past simple of de present perfect moet gebruiken, dan kun je hiervoor het volgende stappenplan gebruiken.

Present Perfect stappenplan

Voorbeeld

“I can barely walk, because I … (to dance) for three hours yesterday.”

De actie is op dit moment niet meer aan de gang, het is gisteren afgerond namelijk. Het gaat niet over ervaringen tot nu toe, het dansen was namelijk maar één keer. Je kunt de resultaten van de actie wel merken, want daardoor kun je nu nauwelijks lopen. Je gebruikt dan dus de present simple. De zin wordt dan “I can barely walk, because I have danced for three hours yesterday.”