Werkwoordspelling
Werkwoordspelling; tegenwoordige tijd, verleden tijd, voltooid deelwoord… Wij leggen je uit hoe het precies zit!
Om te leren hoe het zit met werkwoordspelling moet je eerst weten wat de stam van een werkwoord is. De stam wordt bij veel vormen van werkwoordspelling gebruikt, dus het is goed om dit uit je hoofd te kennen. De stam van een werkwoord is het hele werkwoord zonder –en. Bijvoorbeeld: ‘werken’ wordt ‘werk’ en ‘bestellen’ wordt ‘bestel’.
De eerste tijdsvorm is de tegenwoordige tijd. De tegenwoordige tijd beschrijft iets wat nu of in de toekomst gebeurt. Er zijn drie mogelijkheden van werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd: Stam, Stam + T of Stam + En. De mogelijkheden zijn in het onderstaande schema weergeven. Er is één uitzondering. Dat is als een zin vragend is, bijvoorbeeld: ‘Fiets jij morgen ook naar het feestje?’.
Voorbeeld: Werken | Voorbeeld: Verhuizen | |||
---|---|---|---|---|
ik | Stam | Werk | Verhuis | |
jij | Stam+t | Werkt | Verhuist | |
Stam | jij? | Werk | Verhuis | |
hij/zij/het | Stam+t | Werkt | Verhuist | |
wij/jullie/zij | Hele werkwoord | Werken | Verhuizen |
De tweede tijdsvorm die omschreven wordt is de verleden tijd. De verleden tijd geeft aan dat iets in het verleden is gebeurd. Er zijn twee soorten verleden tijd: verleden tijd van regelmatige werkwoorden en verleden tijd van onregelmatige werkwoorden. Als eerste de verleden tijd van regelmatige werkwoorden.
Bij de verleden tijd van regelmatige werkwoorden wordt de uitgang –de, -den, -te of –ten gebruikt. Of je een uitgang met een –d of –t gebruikt hangt af van de laatste letter van het woord en of deze in het kofschip zit.
Voorbeeld: Werken | Voorbeeld: Verhuizen | |||
---|---|---|---|---|
ik | Stam + -te/-de | Werkte | Verhuisde | |
jij | stam+ -te/-de | Werkte | Verhuisde | |
Stam + -te/-de | jij? | Werkte | Verhuisde | |
hij/zij/het | stam+ -te/-de | Werkte | Verhuisde | |
wij/jullie/zij | stam + -ten/-den | Werkten | Verhuisden |
Bij onregelmatige werkwoorden is de verleden tijd anders, hierbij verandert de klank van het werkwoord. Bij het vervoegen van onregelmatige werkwoorden in verleden tijd gebruik je niet de gewone stam, maar de verledentijdsstam. De vervoeging staat in het onderstaande schema.
Voorbeeld: Lopen | Voorbeeld: Zwemmen | |||
---|---|---|---|---|
ik | Verledentijdsstam | Liep | Zwom | |
jij | Verledentijdsstam | Liep | Zwom | |
Verledentijdsstam | jij? | Liep | Zwom | |
hij/zij/het | Verledentijdsstam + en | Liep | Zwom | |
wij/jullie/zij | Verledentijdsstam + en | Liepen | Zwommen |
Een voltooid deelwoord wordt gebruikt om te vertellen dat iets al gebeurd is en afgerond is. De meeste voltooid deelwoorden beginnen met ge-. Sommige voltooid deelwoorden beginnen met be-, ver-, ont- of her-. Bij deze voltooid deelwoorden gebruik je geen ge- als voorvoegsel. Bij zwakke werkwoorden eindigt een voltooid deelwoord op een –d of een –t. Om te bepalen of een voltooid deelwoord eindigt op –d of –t gebruik je ’t kofschip. Een sterk werkwoord eindigt als voltooid deelwoord altijd op –en. Ook wordt er bij een voltooid deelwoord een hulpwerkwoord gebruikt, zoals ‘heb’.
Voorbeeld: Werken | Voorbeeld: Lopen | |||
---|---|---|---|---|
ik | Ge + Stam + -d/-t/-en | Heb gewerkt | Heb gelopen | |
jij | Ge + Stam + -d/-t/-en | Hebt gewerkt | Hebt gelopen | |
Ge + Stam + -d/-t/-en | jij? | Heb (jij) gewerkt? | Heb (jij) gelopen? | |
hij/zij/het | Ge + Stam + -d/-t/-en | Heeft gewerkt | Heeft gelopen | |
wij/jullie/zij | Ge + Stam + -d/-t/-en | Hebben gewerkt | Hebben gelopen |
Als laatste is er het onvoltooid deelwoord. Een onvoltooid deelwoord wordt gebruikt als een actie nog niet afgerond is. Een onvoltooid deelwoord bestaat uit het volledige werkwoord met –d als uitgang.
Bijvoorbeeld: ‘Fluitend deed zij de afwas’. In deze zin staan twee werkwoorden, ‘deed’ en ‘fluitend’. Fluitend zegt hierbij iets over hoe zij het deed. Een ander voorbeeld van een onvoltooid deelwoord in een zin is: ‘Hij liep bellend naar de bushalte’. Hier wordt het onvoltooid deelwoord ‘bellend’ gecombineerd met ‘liep’.
Een onvoltooid deelwoord is een werkwoordvervoeging maar het kan ook gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord. Een voordeel van een bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord is: ‘De staande kapstok’. ‘Staan’ is een werkwoord, maar het wordt als bijvoeglijk naamwoord gebruikt. Het vervult hier zowel de functie van werkwoord (staan) alsdat het iets zegt over de klok.
Wil je graag oefenen met het herkennen en benoemen van werkwoordsvormen of graag oefenen met werkwoordspelling?
Benoem dan de werkwoordsvormen in de onderstaande zinnen.
- Huilend ben ik van de plek waar ik viel naar huis gelopen, ik had zoveel pijn!
- Vroeger toen ik klein was kon ik nooit de letter R zeggen maar de spraakles heeft wel geholpen.
- Het lachende meisje in de klas was normaal heel braaf, maar vandaag kon ze er wat van.
Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:
Werkt u in het vo of mbo? Plan direct een vrijblijvende demonstratie in!
We laten u graag geheel vrijblijvend zien hoe Mr. Chadd werkt, hoe het kan worden ingezet en wat de meerwaarde is. Dit doen we in een fysieke of online afspraak van zo'n 30 minuten. Let op! Deze demonstratie is alleen bedoeld voor mensen die werkzaam zijn in het vo of mbo, NIET voor leerlingen!
Meer informatie over Mr. Chadd
Laat hieronder uw gegevens achter en we sturen u geheel vrijblijvend meer informatie over Mr. Chadd op!
Werkt u in het vo of mbo? Neem contact op!
Bent u benieuwd naar de voordelen van Mr. Chadd of heeft u andere vragen? Laat uw gegevens achter en wij nemen zo snel mogelijk contact op.