De persoonsvorm zoeken we altijd als eerste als we een zin gaan ontleden.

Maar wat is nou een persoonsvorm en hoe vind je hem? Dát leggen we uit!

De persoonsvorm is altijd een werkwoord, dus iets dat je kan doen, bijvoorbeeld: eten, rennen, leren, chatten. Er zijn twee strategieën om de persoonsvorm te vinden. De eerste manier is om de zin vragend te maken. Als je een zin vragend maakt dan komt de persoonsvorm vooraan te staan. Bijvoorbeeld: ‘Jij gaat op vakantie’ > ‘Ga jij op vakantie?’.

De tweede manier is de zin in een andere tijd zetten. Het woord dat dan verandert is de persoonsvorm. Bijvoorbeeld: ‘Jij gaat op vakantie’> ‘Jij ging op vakantie’ (Verleden tijd). Het woord ‘gaat’ verandert in ‘ging’. Dat is dus de persoonsvorm van de zin.

Als laatste is er nog een trucje om te controleren of je de persoonsvorm goed gevonden hebt. Het trucje is dat als je voor de persoonsvorm ‘om te’ zet. Als dit een logische zin wordt, dan heb je de persoonsvorm goed gevonden! In de voorbeelden van net was de persoonsvorm ‘gaan’. Voor het controleren van het antwoord plak je ‘om te’  voor de persoonsvorm. Dan krijg je: ‘Om te gaan’. Dat is een logische, kloppende zin. De persoonsvorm is dus inderdaad ‘gaan’.

Om te oefenen met persoonsvormen kan je de onderstaande oefeningen maken. Maak de zinnen vragend én zet ze in de verleden tijd om achter de persoonsvorm te komen. Controleer dan je antwoord door ‘om te’ voor de persoonsvorm te zetten.

1. Mijn zus werkt heel hard in de kapsalon.
2. Oma bakt pannenkoeken voor ons.
3. Tante fietst overal heen.

Heb je nog meer vragen over persoonsvormen? Open dan een chat met één van onze slimme coaches, zij helpen je op weg! Of klik hier voor de beste 1-op-1 bijlessen!

Andere bezoekers keken ook naar: Meewerkend voorwerp

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Onderwerp en deelonderwerp

Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp