Schakelingen geven schematisch weer hoe de elektriciteit in een bepaald apparaat loopt.

Hoe kun je dit het beste tekenen?

Mr. Chadd legt het je uit.

Je gebruikt schakelingen om overzichtelijk aan te geven hoe een bepaalde opstelling eruit ziet. Een voorbeeld van een simpele schakeling zie je hieronder. Hierbij zie je een lampje aan de bovenkant (met het kruisje erin) en de batterij aan de onderkant. Hierbij is de lange streep de pluskant en de korte streep de minkant. Er zijn ook nog een aantal andere onderdelen die bij schakelingen voor kunnen komen. Deze vind je hieronder.

Alle mogelijke symbolen die je in schakelingen kunt gebruiken staan ook in tabel 17B van je Binas. Degene die je hierboven vindt zijn de belangrijkste. Een ampèremeter meet de stroomsterkte door een bepaalde schakeling. Een voltmeter meet de spanning bij de schakeling. Als een schakelaar open staat, dan betekent dit, dat er geen stroom door het deel loopt voor en na de schakelaar. Als de schakelaar dicht is, dan loopt de stroom met zoals in een gewone schakeling. Een weerstand zorgt ervoor dat de stroom lastiger door de schakeling gaat.

Schakelingen kunnen parallel of in serie geschakeld zijn. Bij een serieschakeling zit alles aan dezelfde stroomdraad en bij parallelle schakelingen gaat de stroom door verschillende draden. In de afbeelding hieronder zie je hoe een parallelschakeling en een serieschakeling eruit zien. Als er bij een serieschakeling een draadje kapot gaat, dan betekent dit dat alle lampjes het niet meer doen. Als dit bij een parallelschakeling het geval is, dan hoeft dit niet per se het geval te zijn. Het kan namelijk zo zijn, dat de stroom dan nog steeds door de andere lampjes kan stromen.

Oefenen: Teken een schakeling waarbij een schakelaar één lampje uit en aan kan doen en een ander lampje altijd blijft branden.

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Elektrische energie

Hoe werkt een batterij?

Watt, Volt en Ampère