Komt het eindexamen al bijna in zicht?

Dan is het natuurlijk handig als je weet hoe zo’n examen er uit ziet en hoe je deze moet maken.

Daarom legt Mr. Chadd jou hier uit welke vraagsoorten en -vormen je op het eindexamen kan verwachten!

Op het examen kunnen verschillenden soorten vragen voorkomen. De meest voorkomende vraagsoorten zijn:

• Scanvraag

  je gaat snel op zoek naar bepaalde informatie en je leest slechts enkele woorden. Bekijk hierbij vooral de tekst heel globaal.

• Hoofdgedachtevraag

  je moet precies op zoek naar de kern van de tekst. Hiervoor is intensief lezen vereist. Onnodige informatie mag je wegstrepen.

• Formuleringsvraag

  bij deze vraag moet je op zoek naar de betekenis van een bepaald woord of een bepaalde zin.

• Conclusievraag

  je moet zelf een conclusie trekken over een bepaald stukje tekst. Hiervoor moet je de tekst intensief lezen.

• Invulvraag

  je moet bij deze vraag woorden invullen op een open plek in de tekst. Het handigst is om de tekst rondom de open plek goed te lezen en te begrijpen. Je moet dan eerst zelf bedenken wat een goed antwoord zou kunnen zijn en pas daarna een keuze maken uit de meerkeuzeantwoorden.

Open vragen

Bij een open vraag moet je altijd zelf het antwoord op een vraag formuleren. Soms moet je hierbij uit de tekst citeren, waarbij je dus letterlijk een stukje tekst moet overschrijven. Let goed op: vaak worden deze vragen in het Nederlands gesteld, waardoor je je antwoord ook in het Nederlands mag opschrijven. Alleen maar makkelijker voor jou!

Hoe pak je zo’n open vraag nou aan? Lees als eerste de vraag goed door. Omdat je de tekst als het goed is al een beetje gelezen hebt, kan je vervolgens in de tekst snel het deel opzoeken waar de vraag over gaat. Lees dit deel in de tekst goed door. Schrijf je antwoord vervolgens in goedlopend Nederlands op. Een voorbeeld van een open vraag is ‘Leg uit wat de betekenis is van …’.

Multiple choice-vraag

Bij een multiple choice-vraag zijn de antwoorden al gegeven, maar moet jij zelf kiezen wat het beste antwoord is. Deze vragen kunnen zowel in het Frans als in het Nederlands worden gesteld.

Hoe pak je een multiple choice-vraag aan? Lees als eerste de vraag weer goed door. Als de vraag hierbij in het Frans is gesteld, is het handig om de vraag eerst in het Nederlands te vertalen, zodat je weet wat de vraag betekent. Lees het stukje tekst waar de vraag over gaat goed door en markeer of onderstreep de zin waarin volgens jou het goede antwoord staat. Probeer goed te begrijpen wat de zin betekent en schrijf vervolgens zelf op wat jij denkt dat het antwoord moet zijn. Omdat je het nu goed begrijpt, kan je wat makkelijker een antwoord kiezen uit de opties!

Juist/onjuist-vraag

Bij een juist/onjuist-vraag moet je van een bepaalde zin of een stelling zeggen of deze goed of fout is. Deze vragen zijn meestal in het Nederlands, dus dan mag je ook in het Nederlands antwoord geven!

Hoe pak je zo’n juist/onjuist-vraag nou goed aan? Lees de zin of de stelling waar de vraag over gaat goed door. Zoek daarna het deel in de tekst op waar de stelling over gaat. Lees dit deel van de tekst goed door en probeer goed te begrijpen wat er staat. Vervolgens kan je dan bepalen of de stelling goed of fout is!

Oefenen:

Geef aan om wat welke vraagsoort en/of vraagvorm het hier gaat.

1. ‘De moeder van Arasj geeft hem elke dag drie broodjes mee naar school.’ Is deze stelling juist of onjuist?
2. Benoem drie eigenschappen van de zeester.
3. Op welke dagen van de week gaat Roos naar het zwembad?
   1. Maandag en dinsdag
   2. Woensdag en vrijdag
   3. Dinsdag en donderdag

Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:

Een Franse tekst lezen

Franse teksten schrijven

Luistertoets Frans