Être & avoir
Être (zijn) en avoir (hebben) zijn de belangrijkste en meest gebruikte werkwoorden in de Franse taal.
In de tegenwoordige tijd worden ze vaak gebruikt, maar ook voor een vervoeging in de passé composé (voltooid deelwoord) gebruik je altijd een vorm van être of avoir.
Hieronder vind je een lijstje met alle vervoegingen van être en avoir en een uitleg wanneer je être en wanneer je avoir gebruikt bij het opstellen van een passé composé.
Passé composé
Bij het maken van een passé composé gebruik je altijd een vervoeging van être of avoir. Wanneer gebruik je nu een vorm van être en wanneer gebruik je een vorm van avoir?
Voor bijna alle werkwoorden kun je een vorm van avoir gebruiken.
Zelfs voor een wederkerend werkwoord gebruik je een vorm van être, dus bijvoorbeeld:
se laver (zich wassen) | je me suis lavé(e) | ik heb me gewassen |
---|---|---|
se réveiller (wakker worden) | il s’est reveillé | hij is wakker geworden |
se lever (opstaan) | tu t’es lévé | jij bent opgestaan |
Ook gebruik je een vorm van être bij het uitdrukken van een beweging, dus bijvoorbeeld:
arriver (arriveren) | je suis arrivé(e) | ik ben gearriveerd |
---|---|---|
entrer (binnenkomen) | elle est entrée | zij is binnengekomen |
partir (vertrekken) | nous sommes parti(e)s | wij zijn vertrokken |
Zo werkt de app
Let er op bij être dat het voltooid deelwoord zich aanpast aan het onderwerp waar het bij hoort, een zij-vorm krijgt dus een extra –e achter het voltooid deelwoord. Let er ook op dat je bij een wederkerend werkwoord de se-vorm vervoegt naar het onderwerp, dus je – me, tu – te, etc.
Onder de oefenvragen hebben we voor de volledigheid alle uitgangen van être en avoir toegevoegd voor de meest gebruikte tijden zodat je dat nog even rustig zelf kan nalezen.
En nu jij! Wat oefenvragen om jouw kennis te testen!
- Nous … … (danser) à la discothèque
- Le chauffeur … … (arriver) à l’Arc de Triomphe.
- Elle … … (travailler) chez Jumbo.
- Tu … … (détester) les devoirs français?
- Elles … … (naître) le même jour.
Antwoorden
- Nous avons dansé
- Le chauffeur est arrivé
- Elle a travaillé
- Tu as détesté
- Elles sont nées
Être
Présent | Tegenwoordige tijd |
---|---|
Je suis | Ik ben |
Tu es | Jij bent |
Il/elle/on est | Hij/zij/men is |
Nous sommes | Wij zijn |
Vous êtes | Jullie zijn / U bent |
Ils/elles sont | Zij zijn |
Imparfait | Onvoltooid verleden tijd |
---|---|
J’étais | Ik was |
Tu étais | Jij was |
Il/elle/on était | Hij/zij/men was |
Nous étions | Wij waren |
Vous étiez | Jullie waren / U bent |
Ils/elles étaient | Zij waren |
Passé composé | Voltooid verleden tijd |
---|---|
J’ai été | Ik ben geweest |
Tu as été | Jij bent geweest |
Il/elle/on a été | Hij/zij/men is geweest |
Nous avons été | Wij zijn geweest |
Vous avez été | Jullie zijn geweest / U bent geweest |
Ils/elles ont été | Zij zijn geweest |
Futur | Toekomende tijd |
---|---|
Je serai | Ik zal zijn |
Tu seras | Jij zal zijn |
Il/elle/on sera | Hij/zij/men zal zijn |
Nous serons | Wij zullen zijn |
Vous serez | Jullie zullen zijn / U zult zijn |
Ils/elles seront | Zij zullen zijn |
Conditionnel | Conditionalis |
---|---|
Je serais | Ik zou zijn |
Tu serais | Jij zou zijn |
Il/elle/on serait | Hij/zij/men zou zijn |
Nous serions | Wij zouden zijn |
Vous seriez | Jullie zouden zijn |
Ils/elles seraient | Zij zouden zijn |
Avoir
Présent | Tegenwoordige tijd |
---|---|
J’ai | Ik heb |
Tu as | Jij hebt |
Il/elle/on a | Hij/zij/men heeft |
Nous avons | Wij hebben |
Vous avez | Jullie hebben / U heeft |
Ils/elles ont | Zij hebben |
Imparfait | Onvoltooid verleden tijd |
---|---|
J’avais | Ik had |
Tu avais | Jij had |
Il/elle/on avait | Hij/zij/men hadden |
Nous avions | Wij hadden |
Vous aviez | Jullie hadden / U had |
Ils/elles avaient | Zij hadden |
Passé composé | Voltooid verleden tijd |
---|---|
J’ai eu | Ik heb gehad |
Tu as eu | Jij hebt gehad |
Il/elle/on a eu | Hij/zij/men heeft gehad |
Nous avons eu | Wij hebben gehad |
Vous avez eu | Jullie hebben gehad |
Ils/elles ont eu | Zij hebben gehad |
Futur | Toekomende tijd |
---|---|
J’aurai | Ik zal hebben |
Tu auras | Jij zal hebben |
Il/elle/on aura | Hij/zij/men zal hebben |
Nous aurons | Wij zullen hebben |
Vous aurez | Jullie zullen hebben / U zult hebben |
Ils/elles auront | Zij zullen hebben |
Conditionnel | Conditionalis |
---|---|
J’aurais | Ik zou hebben |
Tu aurais | Jij zou hebben |
Il/elle/on aurait | Hij/zij/men zou hebben |
Nous aurions | Wij zouden hebben |
Vous auriez | Jullie zouden hebben |
Ils/elles auront | Zij zouden hebben |
Leerlingen die hier vragen over hebben, keken ook naar:
Werkt u in het vo of mbo? Plan direct een vrijblijvende demonstratie in!
We laten u graag geheel vrijblijvend zien hoe Mr. Chadd werkt, hoe het kan worden ingezet en wat de meerwaarde is. Dit doen we in een fysieke of online afspraak van zo'n 30 minuten. Let op! Deze demonstratie is alleen bedoeld voor mensen die werkzaam zijn in het vo of mbo, NIET voor leerlingen!
Meer informatie over Mr. Chadd
Laat hieronder uw gegevens achter en we sturen u geheel vrijblijvend meer informatie over Mr. Chadd op!
Werkt u in het vo of mbo? Neem contact op!
Bent u benieuwd naar de voordelen van Mr. Chadd of heeft u andere vragen? Laat uw gegevens achter en wij nemen zo snel mogelijk contact op.