(On)regelmatige werkwoorden in het Frans: hoe vervoeg ik ze?

Bezittelijk voornaamwoord in het Frans

COI (persoonlijk voornaamwoord als meewerkend voorwerp)

De conditionnel

De passé composé

De wederkerende werkwoorden

Een Franse tekst lezen: hoe doe je dat efficiënt?

Frans – accenten leren

Franse teksten schrijven: hoe pak je zoiets aan?

Futur simple et futur proche

Geslachtsbepaling Frans: wanneer gebruik ik le of la?

Het bijvoeglijk naamwoord en het bijwoord

Het COD (het persoonlijk voornaamwoord als lijdend voorwerp)

Het delend lidwoord (l’article partitif)

Het eindexamen Frans: hoe pak ik het aan?

Hoe kan ik het beste Franse woordjes leren?

Imparfait

Informele brief in het Frans: hoe schrijf ik die?

Klokkijken in het Frans: hoe werkt het?

Le Gérondif

Le passé simple: de literaire verleden tijd

Le présent (de tegenwoordige tijd)

Le subjonctif présent

Leestoets Frans: hoe oefen ik hier voor?

Les pronoms relatif (betrekkelijk voornaamwoord)

Luistertoets Frans: hoe oefen ik hier goed voor?

L’adjectif

L’impératif: hoe pas ik deze toe in een zin?

Onregelmatige werkwoorden vervoegen

Participe présent: hoe vorm je deze tijd?

Stappenplan luisteren/écouter: hoe pak je dit aan?

Tellen in het Frans: hoe doe je dat eigenlijk?

Telwoorden

Uitspraak in het Frans: hoe doe je dat eigenlijk?

Vergelijkingen: hoe maak je die in het Frans?

Vragen in het Frans: hoe maak je die eigenlijk?

Woordjes leren in het Frans: hoe doe je dat?

Woordvolgorde

Zakelijke brief in het Frans: hoe schrijf ik die?

Zinnen leren in het Frans

Zinnen ontkennend maken: hoe doe ik dit?

À, au, aux, en, de: Franse woorden voor in of naar

Être & avoir

‘Y’ & ‘en’